Sinds 1 september 2016 zijn de voorwaarden voor beoefening van de psychotherapie wettelijk omschreven. Sinds 1 september 2016 kunnen in regel enkel GGZ-beroepsbeoefenaars (klinisch psychologen, klinisch orthopedagogen en artsen) de psychotherapie uitoefenen. Zij kunnen zich verder specialiseren tot het beoefenen van de psychotherapie als behandelingsvorm, door een specifieke opleiding en een professionele stage:
- een specifieke opleiding psychotherapie van minstens 70 ECTS-punten bij een universitaire instelling of een hogeschool. Deze specifieke opleiding kan reeds tijdens de basisopleiding worden doorlopen.
- een professionele stage van minstens twee jaar voltijdse uitoefening (of gelijkwaardig bij deeltijdse uitoefening). De stage kan doorlopen worden tijdens de opleiding psychotherapie.
Deze voorwaarden laten nog erg veel ruimte voor interpretatie om stages en opleiding in te vullen. Verder ontbreken in de wetgeving ook elementen die onze lidverenigingen als een belangrijke voorwaarde beschouwen tot erkenning.
Lidmaatschap van een beroepsvereniging is in deze wet niet opgenomen als voorwaarde, en evenmin speelt de erkenning door onze verenigingen een rol in de beoordeling van (on)wettigheid. Als beroepsvereniging(en) kunnen wij evenwel een belangrijke rol spelen bij de interpretatie van de wet. Officiële interpretaties, richtlijnen en aanvullingen door beroeps- en vakgroepen worden in de juridische praktijk als referentie gehanteerd. Ook politiek kunnen ze een richtinggevende rol vervullen. Het BWP bestuur heeft om die reden, aan de hand van een werkgroep ‘erkennings-/ kwaliteitscriteria’ en in dialoog met haar lidverenigingen, kwaliteitscriteria ontwikkeld, gekoppeld aan een kwaliteitslabel. Deze tekst kan je hier downloaden